Reusel is een grensdorp waar sommige bewoners smokkelaars waren, anderen douaniers ofwel “komiezen”.
Smokkelen begon uit pure armoede. Wonen langs een landsgrens was dan een voordeel, omdat alles gedragen moest worden. Er was immers zeker zo'n 150 jaar geleden nog geen gemotoriseerd verkeer.
In 1831 werd de landsgrens tussen Nederland en België vastgelegd. Door het invoeren van verschillende accijnzen en belastingen in beide landen, kwam de smokkelhandel op gang. Aan de grensovergang stonden douanebeambten die toezicht hielden en invoertaks inden. Veld- en voetwegen door bos en natuur vormden de uitweg voor het overbrengen van handelswaar. Het gebeurde meestal tijdens donkere winterdagen, ‘s nachts en overdag.
In de Eerste Wereldoorlog was er vanuit Nederland een grootschalige smokkeluitvoer waar te nemen. België was immers bezet door de Duitsers en door de elektrische draad (thans in Reusel terug te zien aan de grens met Postel) én de vele uitvoerverboden hermetisch afgesloten van Nederland. De smokkel tussen beide landen vierde in deze periode hoogtij.
Na de Eerste Wereldoorlog kreeg de smokkel een romantisch karakter. Het werd een kat- en muisspel tussen de douaniers en de smokkelaars waarbij de sportiviteit en wederzijds respect hoog in het vaandel stonden. In de jaren twintig waren het gedistilleerd, vanuit Nederland naar België, en vee, tussen beide landen, die het meest werden gesmokkeld. In de crisisjaren dertig nam de smokkelomvang in grote getale toe. De auto begon zijn intrede te doen in de smokkelwereld en ook nam het aantal georganiseerde, gewapende bendes toe.
In 1993 werden de Europese grenzen opgeheven. De grenspalen maar ook het oude grenskantoor in Reusel (achter het hotel) zijn het visuele restant.